Beschrijving kalong

Leefgebied

Kalongs of vliegende vossen komen voor van zuid Myanmar en Thailand tot oostelijk op de Filipijnen en zuidelijk op Sumatra, Java, Borneo en Timor. Op het schiereiland Malakka en op Borneo zijn ze het meest algemeen in de kuststreek, maar ze komen ook voor tot op een hoogte van 1400 m boven de zeespiegel.

Ze leven in verschillende typen habitats, zoals primaire regenwouden, mangrovebossen, kokosplantages en fruitboomgaarden. Kalongs rusten overdag vaak in mangrovebossen of in kokosplantages. Ze verblijven vaak in kustgebieden waarbij ze 's nachts naar nabijgelegen eilanden trekken als daar bloemen of vruchten zijn.

Uiterlijk

De kalong is één van de grootste vleermuizen en weegt 0,6 tot 1,1 kilogram. De kop-romplengte bedraagt 27-32 cm en de spanwijdte is gemiddeld 1,5 meter. De kop lijkt op die van een vos of een hondje, zoals bij alle grote soorten vleerhonden. Hij heeft geen staart maar wel puntige oren. Op de rug is de beharing kort, op de buik en de flanken voelt de beharing wollig. De kleur van de vacht verschilt naar gelang de sekse en de leeftijd van het dier.

Onvolwassen dieren zijn dof grijsbruin. De vacht op de kop varieert van mahonie of okerkleurig tot bijna zwart. De onderkant van de kalong varieert van bijna zwart tot bruin met spikkels in andere kleuren waaronder chocoladebruin en zilvergrijs. De vacht van de mantel varieert ook sterk in kleur van vuil geelachtig bruin tot oranje. De borst is goudkleurig of kastanjebruin. 

Voortbeweging

Wanneer kalongs vliegen maken ze geen geluid. Tijdens het vliegen gaan ze meer op hun zicht af dan op echolocatie.

Wetenswaardigheden

  • De kalong is één van de grootste vleermuizen.
  • Onder de mannetjes heerst een hiërarchie.
  • De mannetjes hebben een harem van een stuk of tien vrouwtjes. 
  • Wanneer kalongs slapen hangen ze op de kop met de vleugels om hun lijf gewikkeld.

Voedsel in de natuur

Kalongs voeden zich met bloemen, nectar en vruchten. Als alle drie beschikbaar zijn, geven ze de voorkeur aan bloemen en nectar. Ze eten het stuifmeel, de nectar en de bloemen van de kokos en doerian, maar ook de vruchten van de ramboetan- en de langsatbomen. Ze eten ook bananen, vijgen en mango’s. Het zijn daarom bij de fruitboeren geen populaire dieren. Ze kunnen namelijk grote schade aanrichten op fruitplantages als ze in groepen van honderden dieren op een plantage neerstrijken. 

Gedrag

Kalongs zijn erg sociale dieren. Ze vormen groepen van enkele exemplaren tot wel duizenden op de roestplaatsen waar zij overdag verblijven. Deze bevinden zich in hoge bomen die boven het bos uitsteken. Op Timor werden wel eens 2000 exemplaren geteld op zo'n roestplaats. Onder de mannetjes heerst een hiërarchie en dominante mannetjes zitten op de beste roestplaatsen.

Kalongs verlaten in de schemering, zonder geluid te maken, in een geleidelijke niet opvallend grote stroom (dus niet in een dichte zwerm), de roestplaatsen. De plaatsen waar ze foerageren kunnen wel 50 km verder weg liggen. Ze vliegen daar gericht heen in een krachtige vlucht, zonder geluid te maken. Grote zwermen splitsen zich op in kleinere familiegroepen van hoogstens 50 exemplaren op de plaatsen waar ze foerageren. Bij het zoeken naar voedsel gebruiken ze vooral zicht en reuk.

Bij terugkomst op de roestplaats vinden vaak gevechten plaats waarbij ze elkaar bijten en tegen elkaar schreeuwen. Ze hangen in bomen met de vleugels om zich heen geslagen. Als het warm wordt flapperen ze met de vleugels ter verkoeling.

Predatie

Er wordt op kalongs door mensen gejaagd, zowel voor de sport als voor het vlees.

Voortplanting

De mannetjes beschermen een kleine harem van ongeveer 10 vrouwtjes. Het broedseizoen verschilt per locatie. Op het Maleisisch schiereiland vindt de paring met een piek plaatst in de maanden november tot en met januari. In Thailand worden de jongen meestal in de maart en april geboren en op de Filipijnen in april en mei.

De draagtijd is 140 tot 194 dagen. De vrouwtjes krijgen meestal maar één jong dat bij de geboorte ongeveer 133 gram weegt. Ze worden volledig behaard en met de oogjes open geboren. Gedurende een paar dagen worden de jongen door de moeders gedragen, maar daarna blijven ze overdag achter op de roestplaats. Ze worden 2 tot 3 maanden lang gezoogd. 

Na 2 jaar zijn ze geslachtsrijp. In het wild worden ze gemiddeld 15 jaar maar in gevangenschap kunnen ze wel 30 jaar worden,

Bedreiging

Op de Filipijnen kwam de kalong ooit voor in grote kolonies, maar die zijn nu in aantal hard achteruit gegaan, toch het is nog steeds een redelijk algemeen voorkomend dier op de Filipijnen. Ook in Thailand en op Sabah zijn er aanwijzingen dat de populatie is achteruit gegaan. Naarmate primair regenwoud plaats maakt voor plantages, trekt de kalong ook naar landbouwgebieden en veroorzaakt daar schade en wordt er op ze gejaagd. Uit onderzoek blijkt dat ze echter de voorkeur geven aan ongeschonden regenwouden. Jacht en vernietiging van het regenwoud vormen daarom een potentiële bedreiging en daarom staat de kalong op de internationale Rode Lijst als bijna bedreigd. 

Bronnen:

Creative Commons-Licentie
Dit werk valt onder een Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Unported-licentie.